Bouwblok 0000.0011

 

Literatuur

 

- Zwiers, L., Bouwkundig Woordenboek. Eerste deel: A-K. Amsterdam (Van Holkema & Warendorf), z.j. [1920]. [685 blz. ISBN -]. Hierin "Blok": blz. 139 (2e betekenis: "Voorts wordt een groep aan elkander gebouwde huizen, die uit het oogpunt van bouworde één geheel uitmaken, een blok genoemd, als ook in de straatindeeling der steden een groep huizen, die rondom door de openbare straat begrensd wordt" - dit is de relevante tekst volledig)

- Komossa, Susanne & Han Meyer & Max Risselada & Sabien Thomaes & Nynke Jutten (red.), Atlas van het Nederlandse bouwblok. Bussum (Thoth), 2002cop. [284 blz. ISBN 90.6868.318.7]

- Koepf, Hans, Bildwörterbuch der Architektur. Deel in de serie 'Kröners Tachenausgabe', nr 194. Stuttgart (Kröner), 1985 ongewijzigde herdruk van 2e druk uit 1974/1e druk 1968. [451 blz. ISBN 3.520.19402.3]. Hierin "Baublock": blz. 47-48

- Hupperetz, Wim, "Cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit van de historische binnenstad. Het geheugen van een straat als inspiratiebron". In: Bulletin KNOB [ISSN: 0166.0470], 2008 [jrg 107, nr 2], blz. 43-51   (betreft de bouwbloken rond de Visserstraat te Breda). Hierin vooral "Bouwblokken": blz. 46-47   (over de definitie van het begrip. De auteur acht de gebruikelijke benadering tezeer gericht op de buitenkant van de bebouwing).